Boetebeding

Partijen houden in hun overeenkomst vaak al rekening met het feit dat één van de partijen zijn verplichting niet of niet in zijn geheel nakomt. Dit doen ze door een boetebeding overeen te komen. Deze regeling is vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek 6.

Als een boetebeding wordt aangemerkt ieder beding waarbij is bepaald dat de schuldenaar, indien hij in de nakoming van zijn verbintenis tekortschiet, gehouden is een geldsom of een andere prestatie te voldoen, ongeacht of zulks strekt tot vergoeding van schade of enkel tot aansporing om tot nakoming over te gaan.

Hieruit is af te leiden dat dit beding twee doelen kan dienen. In de meeste gevallen is een beding erop gericht om beide doelen te dienen.

1. Schadevergoedingsbeding

Het betalen van een schadevergoeding die vooraf is vastgesteld.

2. Strafbeding

Het aansporen van het nakomen van een bepaling in de overeenkomst.

Wanprestatie

In beginsel zal een boete slechts verschuldigd zijn in geval van een wanprestatie. Lid 3 van artikel 92 bepaalt immers dat een nakoming van een boetebeding niet gevorderd kan worden als de tekortkoming niet aan de schuldenaar is toe te rekenen. De verplichting om de boete te betalen ontstaat op het moment van de wanprestatie, dus niet daarvoor al.

Aanmaning noodzakelijk

Om een boete te vorderen is een aanmaning of een andere voorafgaande verklaring nodig zoals dit ook vereist is voor het vorderen van een schadevergoeding. Hierbij geldt dus dat als de prestatie blijvend onmogelijk is dat de boete zonder meer verschuldigd is. Als de prestatie nog wel mogelijk is zal er dus is verzuim vereist zijn en dus is een ingebrekestelling noodzakelijk. Omdat er in veel gevallen bij een boetebeding sprake is van een fataal termijn zal in deze gevallen er geen ingebrekestelling vereist zijn.

Indien er sprake is van verzuim geldt in beginsel dat er sprake is van de wettelijke rente over het boetebedrag.

Matiging

In de meeste gevallen wordt er bij het sluiten van een boetebeding niet onderhandeld over de hoogte van de boete. Veelal gaan de partijen er vanuit dat ze hier toch niet mee te maken zullen krijgen en een kritische houding tegen de hoogte van het beding kan het vertrouwen beschadigen.

De wet biedt daarom ruimte om de hoogte van de boete te matigen. De wetgever hecht hier zelfs een dusdanig belang aan dat deze mogelijkheid van matiging van dwingend recht is. Dus dit recht tot matiging kan niet wordt uitgesloten in de overeenkomst. De wetgeving betreffende deze matiging bevat verschillende aspecten. De wet stelt bijvoorbeeld als vereiste dat de matiging door de billijkheid klaarblijkelijk wordt geëist. Hierdoor wordt er wel rekening gehouden met bijvoorbeeld de verschillende machtspositie van de partijen en bijvoorbeeld ook de relatie tussen de hoogte van de boete en de wanprestatie.

De rechter mag de boete alleen matigen tot een benedengrens. Dit is namelijk de hoogte van de schadevergoeding volgens de wet. Een boete kan dus niet wordt gematigd tot datgene waarop de schuldeiser recht zou hebben volgens de wettelijke regeling van schadevergoeding.

Aanvulling op de boete

Naast een matiging bepaalt de wet ook dat er een mogelijkheid is voor de schuldeiser om een aanvullende schadevergoeding te eisen. Ook hier zou de billijkheid dit klaarblijkelijk moeten eisen. De boete moet in dit geval wel in de plaats zijn van een wettelijke schadevergoeding. Het beding mag dus niet enkel een aansporende functie hebben.

Vragen?

Heeft u vragen over een boetebeding, neem dan direct vrijblijvend contact met ons op.