Ontbinding vennootschap wegens gewichtige redenen
ONTBINDING VAN VENNOOTSCHAP ONDER FIRMA
Ontbinding wegens gewichtige redenen
Er is altijd een mogelijkheid om de Vennootschap onder Firma (VOF) wegens gewichtige redenen te ontbinden. Deze vordering tot ontbinding kan bij de rechter ingesteld worden (artikel 7A:1684 lid 1 BW). Dit wettelijk recht om ontbinding te vragen aan de rechter kan niet via een vennootschapsovereenkomst buiten werking gezet worden (zogenoemd dwingend recht). Een dergelijke ontbinding heeft geen terugwerkende kracht, dus geldt alleen vanaf het moment dat de rechter de ontbinding heeft bevestigd. Bij deze uitspraak van de rechter kan hij bepaalde voorwaarden stellen en kan hij ook schadevergoeding toewijzen als de andere vennoten in de naleving van de verplichtingen tekort zijn geschoten.
De rechter heeft ook de mogelijkheid om de VOF te ontbinden als de ‘gewichtige reden’ alleen één vennoot betreft deze ontbinding alleen voor deze persoon in werking te laten treden. In dat geval blijft de VOF voor de overige vennoten bestaan. Hiermee zorgt de rechter dus min of meer voor uitstoting van één van de vennoten.
De regeling omtrent deze ontbinding om gewichtige redenen kunnen ook in de vennootschapsakte toegewezen worden aan arbitrage.
Wanneer is er sprake van gewichtige redenen?
Er kan alleen sprake zijn van deze genoemde ontbinding als er sprake is van gewichtige redenen. Hierbij moeten alle omstandigheden in overweging genomen worden, waarbij het voor de vennoot die de vordering instelt in redelijkheid niet kan worden verwacht dat de VOF nog langer wordt voortgezet. Hierbij kan naast bijvoorbeeld wanprestatie ook sprake zijn van overmacht. Bijvoorbeeld als een andere vennoot al een jaar overspannen thuis zit. Dit kan een gewichtige reden zijn om de vennootschap te ontbinden, zonder dat er dus sprake is van schuld van één van de vennoten. Deze schuld (verwijtbaarheid) is natuurlijk wel meer relevant bij de afweging of er sprake is van een schadevergoeding.
Er is dus geen lijstje te maken met wanneer er sprake is van gewichtige redenen, aangezien alle omstandigheden in deze overweging meegenomen worden. Hieronder komen een aantal redenen aan bod.
Arbeidsongeschikte vennoot
Een terugkerend probleem is het als één van de vennoten (tijdelijk) arbeidsongeschikt wordt. Dit staat vaak haaks op de intentie bij de start van een VOF of Maatschap. Namelijk om gezamenlijk arbeid te leveren. In de meeste gevallen is er in de vennootschapsovereenkomst of maatschapscontract al een bepaling opgenomen over hoe om te gaan met arbeidsongeschiktheid. Toch heeft nog niet elke vennootschap een dergelijke overeenkomst.
De rechter kan in sommige gevallen bepalen dat als een bepaalde vennoot geen arbeid meer kan leveren dit reden voor ontbinding wegens gewichtige reden is. In een rechtszaak komt bijvoorbeeld naar voren dat een maat in de maatschap gedurende 5 jaren feitelijke geen werkzaamheden meer voor de maatschap heeft verricht. De rechter gaat er in mee om op basis hiervan de overeenkomst te ontbinden.
Conflict reden voor ontbinding?
Een ander voorbeeld wat geregeld voorkomt is dat er binnen de vennootschap sprake is van een conflict tussen de vennoten. Een dergelijk conflict kan dusdanig belemmerend werken voor de vennootschap dat een vennoot besluit om ontbinding te vragen aan de rechter wegens gewichtige redenen. Dergelijke gevallen zijn vaak lastig te beoordelen, maar kunnen zeker aanleiding zijn voor de rechter om te besluiten tot ontbinding. Hierbij weegt bijvoorbeeld mee of er conflicten zijn tussen de vennoten, de gevolgen van deze conflicten voor de vennootschap, de wijze van handelingen van de vennoten en hun omgang met hun bevoegdheden met betrekking tot de vennootschap.
Werkzaamheden buiten de vennootschap om
Het komt ook voor dat één van de vennoten buiten de gezamenlijke vennootschap om andere werkzaamheden verricht die gerelateerd zijn met de gezamenlijke vennootschap. Dit kan aanleiding zijn om de overeenkomst te ontbinden.
Uitlatingen naar buiten toe
Een reden om tot ontbinding te verzoeken is ook als één van de vennoten zijn rol als vennoot misbruikt of er niet juist mee omgaat. Zo kan een vennoot die het (mede)bestuur heeft van de vennootschap uitlating doen, bijvoorbeeld uit frustratie richting de andere vennoot, naar derden die de vennootschap schaden. Dit moet dan wel dusdanig zijn dat hierdoor een gewichtige reden is dat de vennootschap niet meer gezamenlijk blijft voortbestaan.
Onvoorziene omstandigheden
In aanvulling op de ‘gewichtige redenen’ kan er ook een beroep gedaan worden op onvoorziene omstandigheden. Hierbij wordt dan een beroep gedaan op een bepaling in het overeenkomstenrecht. Dit wetsartikel geeft aan:
„ De rechter kan op verlangen van een der partijen de gevolgen van een overeenkomst wijzigen of deze geheel of gedeeltelijk ontbinden op grond van onvoorziene omstandigheden welke van dien aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten. Aan de wijziging of ontbinding kan terugwerkende kracht worden verleend.”
Een vennoot kan dus verzoeken om gehele of gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst van de VOF als er sprake is van onvoorziene omstandigheden. Hierbij moeten deze onvoorziene omstandigheden wel zo bepalend zijn dat het in stand blijven van de overeenkomst niet redelijk is. Daarbij is er een aanvullende eis dat het geen omstandigheid mag zijn die voor rekening van de partijen behoren te komen. Bij het gezamenlijk aangaan van een vennootschap mag natuurlijk wel uitgegaan worden dat veel onvoorziene omstandigheden onderdeel zijn van het ondernemerschap en daarom voor rekening blijft van de vennoten.