Mag Q-Park een boete opleggen voor ’treintje rijden’ uit een parkeergarage?

Een auto eigenaar rijdt achter zijn voorganger de parkeergarage uit, zonder dat hij een geldig kaartje gebruikt. Q-Park legt de auto eigenaar een contractuele boete op als schadevergoeding en vordert tevens de kosten van driemaal het dagtarief. 

In een ’treintje’ een parkeergarage uitrijden zonder geldig kaartje te gebruiken. Mag Q-Park een boete opleggen en wie is de bestuurder? De eigenaar ontkent de auto bestuurt te hebben. De rechter doet er in deze zaak een uitspraak over.

Casus

Q-Park is exploitant van diverse parkeergarages. Bezoekers kunnen toegang krijgen tot de parkeergarages door een parkeerticket of door binnen te rijden met een betaalpas/abonnement. Door het binnenrijden wordt een parkeerovereenkomst aangegaan. Bij het inrijden staat een informatiebord waarbij verwezen wordt naar de algemene voorwaarden met de tekst:

Toegang en gebruik van Q-Park services uitsluitend onder toepassing van de Algemene Voorwaarden, op te vragen via www.q-park.nl of Q Park Customer Desk….

De algemene voorwaarden bepalen dat de parkeerfaciliteit alleen verlaten mag worden met een geldig parkeerbewijs. Als hier niet aan voldaan wordt moet driemaal het dagtarief betaald worden en een aanvullende schadevergoeding van € 300,-. Daarbij wordt in de algemene voorwaarden deze kosten specifiek gekoppeld aan ’treintje rijden’. Dit houdt in dat de parkeerder direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt.

De camerabeelden constateren dat de Volkswagen Fox van de gedaagde tot tweemaal bij 2 verschillende parkeergarages van Q-Park ’treintje heeft gereden’ en dus zonder geldige ticket uitrijdt.
De kosten zijn:

€ 90,- en € 150,- (voor een verloren ticket in beide situaties)
€ 600,- (tweemaal € 300,- schadevergoeding)
Totaal: € 840,-

Eis

De betaling blijft uit waardoor Q-Park zich genoodzaakt ziet een gerechtelijke procedure aan te spannen en eist:
1. € 840,- kosten verloren ticket en schadevergoeding
2. € 126,- buitengerechtelijke incassokosten
3. wettelijke rente
4. proceskosten

Verweer

De gedaagde verweert zich dat zij beide keren niet de bestuurder is geweest van de auto. Bij de ene garage kan ze nadrukkelijk aangeven wie wel de bestuurder was en deze bestuurder erkent dit voorval ook. Als verklaring geeft de bestuurder aan dat hij geen geld bij zich had en de bewaker adviseerde hem als ’treintje’ naar buiten te rijden.
In het andere geval geeft gedaagde geen naam van de bestuurder.

Beoordeling

De rechter noemt het belangrijkste verweer dat zij in beide gevallen niet de bestuurder was en daarmee dus geen overeenkomst is aangegaan met Q-Park. Als kentekenhouder wordt zij wel vermoed de bestuurder te zijn en zal zij dit gemotiveerd moeten betwisten.
Bij het voorval waar gedaagde een naam heeft genoemd is dit voldoende betwist en had Q-Park moeten aantonen dat gedaagde toch de bestuurder was. Dit heeft Q-Park niet gedaan. Bij het voorval waar gedaagde geen naam kan noemen neemt de rechter aan dat gedaagde de bestuurder was en dus de overeenkomst is aangegaan met Q-Park.
Aan de orde is ook de vraag of de boete van € 300,- voor ’treintje rijden’ niet onredelijk hoog is. De rechter vindt van niet. Hiermee houdt de rechter onder andere rekening met het feit dat het een preventieve werking moet hebben, er gevaar is voor andere verkeersdeelnemers en Q-Park maatregelen moet nemen om ’treintje rijden’ tegen te gaan, zoals camerasystemen.

Beslissing rechter

De rechter beslist dat de gedaagde alleen aan te spreken is voor het ’treintje rijden’ waarbij ze niet voldoende heeft aangegeven dat zij niet de bestuurder was.

De rechter veroordeelt gedaagde daarom tot betaling van:
– € 90 + € 300 boete vermeerderd met de wettelijke rente.
– Iedere partij moet hun eigen proceskosten dragen, omdat ze beide deels in het gelijk gesteld zijn.

Tenslotte

Heeft u ook een soortgelijke vraag en wilt u weten wat uw rechtspositie is. Neem dan vrijblijvend contact met ons op.

Om de gehele uitspraak van de rechter te lezen, klik hieronder:
Uitspraak rechtbank Amsterdam op 24 oktober 2017, zaaknummer 5894240 CV EXPL 17-8832