
Non-concurrentiebeding in een aandeelhoudersovereenkomst
In deze zaak ligt een non-concurrentiebepaling uit een aandeelhoudersovereenkomst bij de rechter.
Naast een non-concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst is er in deze zaak ook sprake van een non-concurrentiebeding in de aandeelhoudersovereenkomst. De ex-werknemer van het bedrijf heeft beide overeenkomsten getekend. Volgens het bedrijf houdt de ex-werknemer zich niet aan de bepalingen. De rechter spreekt uit hoe er omgegaan moet worden met een non-concurrentiebeding in een aandeelhoudersovereenkomst.
Wilt u meer informatie over het opstellen van een aandeelhoudersovereenkomst en het toevoegen van een non-concurrentiebeding, dan verwijzen wij u graag door naar dit kennisbank artikel.
Casus
Een werknemer (ook onderdeel van het managementteam) heeft aandelen in het bedrijf gekocht waar hij ook werkzaam was. Bij deze aandelen hoort een aandeelhoudersovereenkomst, deze heeft hij getekend. In de aandeelhoudersovereenkomst is onder andere een non-concurrentiebeding opgenomen.
Eis
De werknemer heeft vervolgens een nieuwe baan gevonden. De ex-werkgever stelt dat de ex-werknemer hiermee zijn concurrentiebeding uit de aandeelhoudersovereenkomst geschonden heeft. Daarom de eis dat de ex-werknemer zijn werkzaamheden bij zijn nieuwe werkgever staakt. Hij concurreert bij zijn nieuwe werkgever met zijn oude werk.
In eerste instantie wordt de ex-werkgever in het gelijk gesteld, maar de ex-werknemer gaat in hoger beroep.
Beoordeling
Het Hof geeft aan dat de beoordeling van een non-concurrentiebeding in een (aandeelhouders)overeenkomst afwijkt van een arbeidsovereenkomst. Bij een gewone overeenkomst is de toetsingsmaatstaf die van de redelijkheid en billijkheid (art. 6:248 lid 2 BW).
Hierdoor moet er beoordeeld worden of het non-concurrentiebeding naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De rechter kijkt naar de omstandigheden en feiten van het individuele geval.
Zo is van belang dat er ondertekend is dat de ex-werknemer gedurende 24 maanden geen concurrerende werkzaamheden mag uitvoeren. De ex-werkgever zou willen zien dat deze periode verkort wordt naar bijvoorbeeld 12 maanden. Hij vindt de periode van 24 maanden geen redelijke termijn. Als dit verkort wordt geeft het hem de gelegenheid om zijn werkzaamheden snel weer op te starten bij het concurrerende bedrijf.
De rechter neemt ook mee hoe groot de kans is dat de ex-werknemer schade aanricht, met zijn nieuwe werkzaamheden, bij zijn oude werkgever. Omdat het ook daadwerkelijk werkzaamheden zijn in dezelfde tak van sport, schat de rechter dat dit risico potentieel groot is.
Beslissing
Het non-concurrentiebeding wordt niet geheel of gedeeltelijk vernietigd, maar blijft bestaan in de huidige vorm. Oud-werknemer zal nog een jaar moeten wachten voordat hij voor het concurrerende bedrijf mag gaan werken of de boete dragen die in het kortgeding tot stand is gekomen. Dat hij na dit wachtjaar niet meer welkom is bij de concurrerende partij doet niets af aan het besluit van de rechter.
Ten slotte
Een non-concurrentiebeding is voor sommige vennootschappen van groot belang. Dat een juiste inrichting hiervoor belangrijk is blijkt wel uit bovenstaande rechtspraak. Heeft u hier vragen over of wenst u een aandeelhoudersovereenkomst op te stellen. Wij helpen u graag op weg, neem hier contact op.
Uitspraak gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24 oktober 2017, zaaknummer 200.219.353